Vereniging Intern Toezichthouders Pensioensector

11 februari 2021

De VITP vindt het belangrijk dat alle deelnemers op een evenwichtige manier en begrijpelijke wijze de overgang kunnen maken naar het nieuwe pensioen. De vertegenwoordiging van alle groepen van deelnemers is naar de mening van VITP in het voorliggende Wetsvoorstel nog niet adequaat geregeld. VITP vindt het een gemiste kans dat onafhankelijk intern toezicht geen expliciete rol heeft gekregen in de besluitvorming.

De VITP reageert met dit document op de internetconsultatie Wetsvoorstel toekomst pensioenen. Om te borgen dat de belangen van alle deelnemers evenwichtig kunnen worden gewogen is de VITP van mening dat de besluitvorming inzake het transitieplan expliciet behoort plaats te vinden. Daarbij behoort een adviesrecht voor het Verantwoordingsorgaan en het goedkeuringsrecht van het intern toezicht. De VITP brengt in herinnering dat de beoordeling van evenwichtigheid een van de belangrijke argumenten was tot het instellen van onafhankelijk toezicht bij de wet versterking bestuur pensioenfondsen.

Den Haag, 11 februari 2021

Bestuur VITP

 


 

Algemeen

De zorg voor het pensioen van de deelnemer[1] is leidend voor het intern toezichthouden. De Vereniging van Intern Toezichthouders in de Pensioensector (VITP) kijkt vanuit die optiek naar het voorliggende wetsvoorstel. VITP beoordeelt of voldoende is geregeld om zeker te zijn van een goede belangenafweging en welke regeling beter zou passen bij goed intern toezicht om de belangen van alle deelnemers in balans te houden.

Ons valt op dat er in het concept wetsvoorstel en de toelichting weinig aandacht is voor de rol van fondsorganen en intern toezicht in het bijzonder. Slechts in zeer algemene termen wordt op pagina 101 van de memorie van toelichting de rol van het intern toezicht benoemd.

VITP acht het van belang dat de rol van het Verantwoordingsorgaan/Belanghebbendenorgaan (VO/BO) zwaarder wordt aangezet om de inhoudelijke toets op evenwichtige belangenafweging te maken. Dit is voor het intern toezicht van belang bij de beoordeling of het proces van belangenafweging en risicobeheersing zorgvuldig plaatsvindt.

Toelichting

Bij ons commentaar maken wij een onderscheid tussen de belangen van de deelnemer in de transitiefase en de belangen van deelnemers in het nieuwe contract. Wij kijken specifiek naar de rol van het intern toezicht en andere fondsorganen bij het bewaken van een goede belangenafweging.

I De transitiefase:

Inleiding

De werkgever dient de tussen sociale partners, gehoord de vertegenwoordigers van de inactieven, overeengekomen nieuwe pensioenovereenkomst en een transitieplan te sturen naar de pensioenuitvoerder (pensioenfonds). Als het transitieplan is ‘afgerond’ dient de pensioenuitvoerder dit plan te zenden aan de (externe) toezichthouders en digitaal beschikbaar te stellen.

Het conceptwetsvoorstel maakt onvoldoende duidelijk wat de rol is van de verschillende stakeholders en de verschillende fondsorganen (waaronder het intern toezicht) bij de afspraken over en de afronding en uitvoering van de transitie.

Rol bestuur pensioenfonds

Hoewel er zonder enige twijfel tussen sociale partners, de vertegenwoordigers van de inactieven en het fonds overleggen zullen zijn geweest over de transitie, wordt in het concept voorstel het moment gemist waarop het fonds het transitieplan accepteert (de opdracht aanvaardt). De wet voorziet op het oog niet in een formele mogelijkheid voor het bestuur om tijdig bij te sturen of in te grijpen als de sociale partners, gehoord de inactieven, een voor het pensioenfonds onaanvaardbaar transitieplan dreigen vast te stellen. In de Memorie van Toelichting komt dit weliswaar aan de orde, maar wij achten het van belang wettelijk vast te leggen dat het pensioenfonds de opdracht inzake uitvoering van pensioenovereenkomst en het transitieplan expliciet aanvaardt alvorens het transitieplan wordt “afgerond”.

Intern toezicht pensioenfonds

De transitie is een majeure operatie waarbij met name vraagstukken rond evenwichtigheid een prominente rol spelen. Waar in het voorstel het moment van expliciete opdrachtaanvaarding ontbreekt, lijkt evenmin voorzien in een duidelijke rol van de fondsorganen bij die opdrachtaanvaarding. Gegeven de impact van de transitie op het pensioen van de deelnemer, achten wij invulling van die rol van cruciaal belang. Een duidelijke beschrijving van de rol van de fondsorganen bij de beoordeling op voorhand van de wijze waarop de verschillende belangen door de sociale partners, gehoord de vertegenwoordigers van de inactieven, zijn afgewogen, lijkt ons essentieel.

Wij menen dat het beter is wettelijk te regelen dat het intern toezicht een duidelijke taak heeft, alvorens tot afronding van het transitieplan kan worden overgegaan. Pas daarna zou het transitieplan kunnen worden afgerond en kan de pensioenuitvoerder dit aan de externe toezichthouder sturen en digitaal ter beschikking stellen.

Specifiek als er sprake is van een Raad van Toezicht zou deze rol het beste kunnen worden vorm gegeven door de Raad van Toezicht een goedkeuringsrecht te geven, vergelijkbaar met de goedkeuring die een RvT thans dient te geven bij een overdracht of overname van verplichtingen. NUBbers zijn uiteraard al direct betrokken bij de besluitvorming in het bestuur van het fonds. Indien het intern toezicht is vormgegeven door een visitatiecommissie, is goedkeuring uiteraard niet aan de orde. Gegeven de impact van de transitie, lijkt het niettemin onwenselijk dat de visitatiecommissie het toezicht alleen kan uitoefenen door een oordeel achteraf. Het is daarom raadzaam wettelijk te regelen dat de visitatiecommissie, bij de aankomende acceptatie van het transitieplan, in de gelegenheid wordt gesteld een oordeel te geven over dit plan. Het Verantwoordingsorgaan is vervolgens in de gelegenheid het oordeel van het intern toezicht te betrekken in zijn eigen oordeelsvorming.

Verantwoordingsorgaan

Het Verantwoordingsorgaan (lees ook: Belanghebbendenorgaan) heeft slechts een betrokkenheid bij enkele onderdelen van de transitie te weten de Collectieve Waardeoverdracht en het overbruggingsplan. Vanwege de impact van de transitie vinden wij het raadzaam het VO een adviesrecht te geven voor de opdrachtaanvaarding van het transitieplan, nadat intern toezicht daarover heeft geoordeeld. Op die manier hebben alle direct belanghebbenden hun visie kunnen geven op de transitie. Tevens is het van belang dat het VO (of een geleding daarvan) de mogelijkheid heeft naar de Ondernemingskamer te stappen indien het bestuur – ondanks een negatief advies – het oorspronkelijke transitieplan accepteert, zoals hiervoor beschreven.

Pensioengerechtigden  en slapers

Het voorstel voorziet wel in een hoorrecht voor vertegenwoordigers van pensioengerechtigden  en slapers met betrekking tot het transitieplan. Er ontbreekt echter een escalatiemogelijkheid voor een vereniging van pensioengerechtigden  of slapers indien de werkgever, ondanks het feit dat zo’n vereniging zich negatief uitspreekt over de transitie, de transitie in zijn oorspronkelijke vorm doorzet. Duidelijkheid hieromtrent is gewenst voor het intern toezicht om zijn rol ten aanzien van de adequate risicobeheersing en evenwichtige belangenafweging in te kunnen vullen. Het lijkt ons raadzaam zo’n vereniging toegang te geven tot de Ondernemingskamer, vergelijkbaar met de positie van de Ondernemingsraad of de Transitiecommissie, vergelijkbaar met de sociale partners.

Transitiecommissie

De (zeer summiere) bepalingen over de transitiecommissie geven deze commissie alleen een taak bij bemiddeling of arbitrage tussen de partijen die een pensioenovereenkomst afsluiten.

Bij een verschil van mening tussen het fonds (het bestuur na advies van het VO en goedkeuring dan wel oordeel van het intern toezicht) en sociale partners over het transitieplan lijkt de Transitiecommissie geen rol te hebben. Het lijkt zinvol om toegang tot de Transitiecommissie ook voor het Pensioenfonds te regelen: indien de fondsorganen het eens zijn, kan dan ook door het fonds een bindend oordeel worden gevraagd over het transitieplan bij een geschil met de partijen die het transitieplan moeten afronden. Dit betekent wel dat het pensioenfonds (de fondsorganen) zich op voorhand neerlegt bij dit oordeel.

 

II Het nieuwe pensioencontract

Uit het concept wetsvoorstel en bijbehorende toelichting is niet altijd even duidelijk welke partij(en) in welk stadium waar over gaan. En evenmin wat de rol van fondsorganen is indien de beslissingsbevoegdheid ligt of lijkt te liggen bij het fondsbestuur.

Het is duidelijk dat (vertegenwoordigers van) werkgevers en werknemers gaan over de hoogte van de premie en dat zij kunnen besluiten een solidariteitsreserve in te richten en af te spreken hoe die wordt gevuld en wat de maximale omvang is. Ook beslissen sociale partners welke risico’s (overlijden en/of arbeidsongeschiktheid) worden verzekerd.

Het ligt voor de hand dat het bestuur de opdracht van sociale partners expliciet moet aanvaarden en dat het bestuur bepaalt hoe de (bruto)premie wordt aangewend (netto premie, opslag voor kosten, opslagen voor risicoverzekeringen, …). Het verbaast ons dat in het voorstel de bepaling is geschrapt dat het VO een adviesrecht heeft met betrekking tot deze premiecomponenten. Het is raadzaam om dit adviesrecht te handhaven.

Onduidelijk is wie gaat over de toedelingsregels van positieve en negatieve beleggingsrendementen en (bijvoorbeeld) de vaststelling van de risicohouding van (gewezen) deelnemers onder het nieuwe regime.

Het wetsvoorstel beoogt dat de pensioenuitvoerder per leeftijdscohort een risicohouding vaststelt; dan is het onlogisch in bestaande wetgeving de bepaling te laten staan dat het pensioenfonds bij sociale partners de risicohouding moet ophalen (artikel 102a en besluit Ftk). De mate waarin deelnemers aan renterisico worden blootgesteld, moet blijkens de toelichting (p. 25), in afstemming met sociale partners worden bepaald. Elders (p. 27) ziet de wetgever een meer expliciete rol voor het pensioenfonds weggelegd. Een en ander moet helderder in wetgeving worden verwoord.

De daadwerkelijke toedeling en uitdeling van overrendement en de maatstaven die daarbij worden gehanteerd zijn een beslissing van het fonds.

Juist omdat dit de evenwichtigheid raakt, en het een impact heeft op het pensioen van de deelnemer, is het raadzaam ook op dit punt de rol van het intern toezicht duidelijk vast te leggen en in wetgeving op te nemen, dat hier een goedkeuringsrecht ligt voor de Raad van Toezicht en een taak voor toetsing achteraf voor de visitatiecommissie. Het intern toezicht spreekt daarmee uit dat het proces van adequate risicobeheersing en evenwichtige belangenafweging zorgvuldig heeft plaatsgevonden.

Gegeven het belang van toedeling en uitdeling is het raadzaam in de wetgeving op te nemen dat het VO tijdig in de gelegenheid wordt gesteld advies uit te brengen over de maatstaven voor toedeling en uitdeling.

 

KLIK HIER VOOR EEN PDF VERSIE.



[1] Onder deelnemer verstaan wij de actieve deelnemer, de gewezen deelnemer, de pensioengerechtigde en andere aanspraakgerechtigden