Vereniging Intern Toezichthouders Pensioensector

Ledenbijeenkomst 11 april 2024

Pensioenfondsen denken vaak ‘in control’ te zijn, in hun overtuiging gesteund door interne toezichthouders. Wat meer bescheidenheid zou gepast zijn, vindt Leen Paape, hoogleraar Corporate Governance aan Nyenrode Business Universiteit. “Spreek niet met een zekerheid die je niet voor je rekening kunt nemen.”

Het zijn interessante discussies: wat is het best passende bestuursmodel en de bijbehorende vorm van intern toezicht? Toch zouden we er volgens Leen Paape goed aan doen om eerst een stapje terug te doen. En stil te staan bij de vraag hoe het überhaupt gesteld is met de kwaliteit van intern toezicht. Want of een fonds nu werkt met een rvt of met nub’ers, het intern toezicht rammelt eens te vaak volgens Paape ‘aan alle kanten’.

Gemakzucht

De verantwoording van het intern toezicht in de pensioensector moet ‘echt een tandje scherper’, aldus Paape tijdens de VITP-sessie bij Houthoff op de Amsterdamse Zuidas. Het intern toezicht is naar zijn mening ‘te lang gemakzuchtig’ geweest en ‘verwend met ons gesloten wereldje’. De Wtp brengt daar nu verandering in en biedt een uitgelezen kans om de kwaliteit van het intern toezicht eens tegen het licht te houden.

Te meer omdat de Code Pensioenfondsen, waarbij Gerard van de Kuilen in zijn introductie stilstond, meldt dat intern toezicht ‘aanspreekbaar [is] op de wijze waarop het toezicht houdt’ en bereid is in gesprek te gaan over ‘de wijze waarop het toezicht is uitgevoerd en hoe daarover is gerapporteerd’. Drie vragen zijn hierin volgens Paape cruciaal: zijn we ‘in control’? Hebben we gezorgd voor een evenwichtige belangenafweging? En: hoe verantwoorden we ons?

Niet in control

Interne toezichthouders zouden terughoudender moeten zijn met termen als ‘in control’, vindt Paape. De datakwaliteit is twijfelachtig, er is gebrek aan capaciteit, en samenwerking ontbreekt: veel pensioenfondsen proberen inzake de Wtp zelf het wiel uit te vinden. Daarnaast zorgt de uitbestedingsketen voor uitdagingen. “Hoe kunnen we claimen in control te zijn als we werken met vermogensbeheerders die weinig openheid geven? Welke zekerheid bieden actuarissen, en hoe weet je dat? De antwoorden overtuigen mij niet altijd.”

Ook wordt het begrip ‘control’ in de praktijk regelmatig verengd tot de Wtp, terwijl er ook een leven is ná de Wtp. “Denk nu al na over de fase ‘stay clean’. Laten we voorkomen dat gebrekkige datakwaliteit ook ná de Wtp ons parten blijft spelen.”

Geen valse zekerheid

Maar dat fondsen minder in control zijn dan ze denken, is minder een probleem dan het feit dat ze dit niet erkennen of opschrijven. “Spreek niet met een zekerheid die je niet voor je rekening kunt nemen. 100 procent zekerheid bestaat niet. Er blijven altijd losse eindjes, maar schrijf die wel op. Wat is er mis mee om op te schrijven: we twijfelen niet, maar we hebben geen volledige zekerheid? Het gaat om een deugdelijke grondslag.”

In hun verantwoording mogen pensioenfondsen grote commerciële beursfondsen best als referentiekader nemen. Vanwege hun commerciële belangen zit het intern toezicht daar vaak scherper in de wedstrijd. Pensioenfondsen zijn soms misschien te gemakzuchtig omdat deelnemers toch niet weg kunnen lopen.

Toekomstige generaties

Evenwichtige belangenafweging is een kerntaak van een bestuur. Daarvoor is het cruciaal dat alle belanghebbenden ook in beeld zijn. Dat is uitdagender dan het op het eerste gezicht lijkt. De lijst belanghebbenden is immers een stuk groter dan de usual suspects van werknemers, werkgeversorganisaties, gepensioneerden, nabestaanden, asset managers en toezichthouders. Maar hoe uitgebreid moet die lijst zijn?

Nemen we mensen die nog niet geboren zijn mee in besluitvorming? Die bestaan nog niet eens, maar besluitvorming raakt ze wel. “Stel jezelf bij elk besluit de vraag: tot wie dienen we ons te verhouden? Dat houd je bij de les. Ongewild dwalen we toch snel af.”

Een groot Nederlands pensioenfonds hanteert een mooi kader voor belangenafweging, weet Paape. Dit fonds toetst alle besluiten op 1) proportionaliteit, 2) solidariteit, 3) uitlegbaarheid & uitvoerbaarheid en 4) effectiviteit & continuïteit. Bovendien stelt het bestuur van dit fonds voor elk financieel besluit een ‘generatierekening’ op; een middel waarop toekomstige bestuurders kunnen terugvallen om de evenwichtigheid van nieuwe besluiten in het juiste perspectief te plaatsen.

VO kritischer..?

Onder aan de streep vindt Paape dat intern toezichthouders terughoudender moeten zijn met eenduidige uitspraken en zich in hun verslag best wat kritischer mogen uiten richting het bestuur. Zowel Paape als Van de Kuilen wijzen erop dat de verslagen vooral procesmatig zijn en weinig inhoudelijk. “Een kritische toon vind ik vaker bij het vo dan bij interne toezichthouders. Dat vind ik opvallend.”

Wees niet bang om wat uitgebreider te schrijven, besluit hij. “Dan lees je: de zelfevaluatie heeft plaatsgevonden, punt. Dan denk ik: ja, en..? Het is voorzichtigheid troef. Als ik een verantwoording lees, wil ik weten welke normen en criteria we hanteren, wat de toezichtsvisie is, als we die al hebben. Dan wordt het verslag maar langer. Schrijf het op!”

De themabijeenkomst ‘Sluiten van de toezichtscyclus: het verslag’ vond plaats op donderdag 11 april bij Houthoff in Amsterdam.