Online kennissessie 3 juni 2024
Geen pensioenfonds wil ermee te maken krijgen: aansprakelijkheidsprocedures. En hoewel in beginsel de rechtspersoon aansprakelijk is voor tekortkomingen of onrechtmatige daden, blijven bestuurders en RvT-leden niet buiten schot. Een duidelijke onderlinge taakverdeling en vrijwaring in de statuten verkleinen het risico op (individuele) aansprakelijkheid. Maar RvT-leden hebben ook een eigen verantwoordelijkheid: “Laat je niet met een kluitje het riet in sturen.”
Dat was de boodschap van Roland de Greef, specialist Pensioenrecht bij Houthoff (en vanaf 1 juli 2024 partner bij HVG Law), tijdens het VITP-webinar over bestuurdersaansprakelijkheid op maandag 3 juni. De Greef wees de aanwezigen erop dat er sinds de invoering van de Wet Bestuur en toezicht rechtspersonen (WBTR) in 2021 weinig verschillen meer zijn tussen bestuurders en RvT-leden op het gebied van aansprakelijkheid.
Bestuurders en RvT-leden kunnen te maken krijgen met zowel interne aansprakelijkheid (hun handelen jegens de rechtspersoon) als externe aansprakelijkheid (een conflict met een derde).
Vraag door op onderbouwing
Van interne aansprakelijkheid is sprake als RvT-leden – daar richten we ons hier op – tekortschieten in hun taakvervulling, namelijk toezichthouden op adequate risicobeheersing. Wanneer er niet aan de gedragsnorm (‘behoorlijke taakvervulling’) wordt voldaan en er is sprake van ‘ernstige verwijtbaarheid’, dan kan de RvT (of individuele leden) aansprakelijk worden gesteld.
Voorbeelden van ernstige verwijtbaarheid zijn in strijd handelen met wettelijke of statutaire bepalingen, het nemen van niet te rechtvaardigen risico’s of het laten prevaleren van het eigenbelang boven dat van het fonds. Het bestuur neemt besluiten, en ligt daarmee vanzelfsprekend meer in de vuurlinie, maar dat ontslaat de RvT niet van zijn eigen verantwoordelijkheid, benadrukt De Greef. “Vraag door op onderbouwing. Stel jezelf de vraag: kan ik deze besluitvorming volgen?”
Leg taakverdeling goed vast
In het algemeen geldt dat de gehele RvT aansprakelijk is wanneer de claim een algemene taak betreft die niet aan specifieke leden is toebedeeld. Wel kan een individueel lid zich hieraan onttrekken, als deze kan bewijzen dat de tekortkoming niet aan haar/hem te wijten is én kan bewijzen dat zij/hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen ervan af te wenden.
Het is daarom van groot belang om taakverdeling scherp af te bakenen. Vooral bij een one-tier board is het cruciaal om bestuurlijke en toezichthoudende taken te scheiden. “Feitelijk handelen kan aan je worden toegerekend, dus let op dat je niet te veel taken van anderen overneemt. Als een nub’er te veel uitvoerende taken doet, kan de aansprakelijkheid ook bij die persoon terechtkomen.”
Zorg dat je alle informatie hebt
Externe aansprakelijkheid komt in zicht als een RvT-lid vanuit zijn functie onrechtmatig heeft gehandeld richting een derde. De RvT’er is individueel aansprakelijk als hem een ‘persoonlijk ernstig verwijt’ kan worden aangerekend. Dit is bijvoorbeeld het geval als die willens en wetens heeft bewerkstelligd of toegelaten dat het pensioenfonds zijn wettelijke verplichtingen niet nakomt, met schade voor de derde partij als gevolg.
Aansprakelijkheid hangt in grote mate samen met informatie waarover de RvT beschikt óf behoorde te beschikken. De Greef: “Het is dus aan jou als RvT’er of nub’er om niet alleen alle benodigde informatie te zoeken – maar die vooral ook daadwerkelijk te krijgen. Laat je niet met een kluitje het riet in sturen.”
Leg vrijwaring of decharge vast
De Greef raadt bestuurders en RvT’ers aan om maatregelen te treffen om de kans op aansprakelijkheid te verkleinen. In het geval van interne aansprakelijkheid kunnen bestuurders de RvT (of zichzelf, in het geval van een one-tier board) decharge verlenen. Een gedechargeerde RvT’er is ontheven van mogelijke schade en kan hier niet meer op worden aangesproken. “Maak van decharge een agendapunt en maak decharge ook zo expliciet mogelijk”, aldus De Greef.
Voor externe aansprakelijkheidsclaims kan een pensioenfonds vrijwaring opnemen in de statuten. Daarmee worden bestuurders en RvT’ers gevrijwaard voor alle aanspraken van derden die verband houden met hun taakvervulling. Overigens kunnen bestuurders en RvT’ers zich nooit beroepen op vrijwaring in geval van opzet of bewuste roekeloosheid.
Ook het afsluiten van een D&O-verzekering kan nuttig zijn, zelfs wanneer een fonds vrijwaring vastgelegd heeft in de statuten. Bij claims wordt namelijk eerst de verzekering aangesproken en daarna de vrijwaring; een D&O-verzekering verschaft bestuurders dus een dubbele verdedigingslinie.
Laat je niet dwingen
Toch hoeft het voor individuele RvT’ers niet zo ver te komen. Ze blijven altijd een eigen verantwoordelijkheid houden – ook voordat claims op de deurmat vallen. De Greef wijst erop dat bestuurders en RvT’ ers in belangrijke mate autonoom zijn in hun taak.
“Het voeren van risicovol beleid is niet verboden, maar blijf wel kritisch. Heb je twijfels, onthoud je dan van besluitvorming. Laat je nooit dwingen. Je moet jezelf in de spiegel kunnen blijven aankijken.”