Wat is de rol van intern toezicht?
Alfred Slager is hoogleraar Institutionele Beleggingen aan de Vrije Universiteit. Daarnaast is hij niet-uitvoerend bestuurslid bij Pensioenfonds ABP, en zit hij in meerdere beleggingsadviescommissies. Hij deelt zijn kennis graag. Zo schreef hij een aantal boeken over het snijvlak tussen bestuur, governance en beleggen. Kernvraag: wat maakt iemand een goede pensioenbelegger?
Op maandag 14 april verzorgde Alfred een kennissessie over de rol van beleggingen na de transitie naar de Wtp. En dan vooral de rol die interne toezichthouders hierbij kunnen - of misschien wel moeten - spelen. Want zij hebben een belangrijke rol. Of zoals Alfred het verwoordt: intern toezicht als value driver, al zegt hij er gelijk bij dat dat niet het eerste is waar je als intern toezichthouder aan denkt.
Toch kan intern toezicht volgens Alfred waarde toevoegen. Hij stelde vooraf twee vragen. Wat verandert er door de Wtp bij het beleggen? En waar moeten bestuur en interne toezichthouders vooral op letten?
Value driver: wat is dat?
Alfred begon zijn verhaal met een uitleg over de term value driver. In zijn woorden zijn dat alle activiteiten, keuzes en competenties die bijdragen aan meer rendement, minder risico en/of een betere realisatie van de doelen van een pensioenfonds. Intern toezicht kan volgens Alfred daadwerkelijk bijdragen aan één of meerdere van deze elementen. De komst van de Wtp betekent waarschijnlijk een net iets andere focus voor toezichthouders. En dus ook andere keuzes maken.
Lang niet alles verandert door de Wtp. Sterker: heel veel blijft hetzelfde. Alfred stipte enkele zaken aan, waar interne toezichthouders zich bewust van moeten (blijven) zijn:
- Het pensioencontract wordt ‘completer’
- Risicohouding per leeftijdscohort
- belangrijke innovatie, heeft invloed op life cycles en de beleggingen - Collectief beleggen blijft
- bij SPR natuurlijk nog sterker dan bij FPR - Er blijft ruimte voor huidige keuzes, zoals illiquide beleggingen en duurzaamheid
- in de praktijk zullen er wellicht wel kleine verschuivingen zijn - Het verbeteren van het pensioencontract gaat voor de uitlegbaarheid
- hoewel betere uitlegbaarheid wel één van de doelstellingen van de Wtp is.
Op het eerste gezicht hoeft er volgens Alfred dus niet zo heel veel te veranderen.
Nieuwe(re) toezichtthema’s
Maar wat verandert er dan wél voor interne toezichthouders? Want er zijn wel degelijk nieuwe - of zoals Alfred zegt nieuwere - thema’s waar rekening mee moet worden gehouden.
Hij benoemt er zes, die hij vervolgens toelicht:
- Beter beleggen
- Duurzaam beleggen
- Risicohouding
- Groepsdruk (peer pressure)
- Modellen versus werkelijkheid
- Bestuurlijke dynamiek
Beter beleggen
Een pensioenfonds heeft een beleggingsbeleid en investment beliefs, en weet dus - mede op basis van input van zijn deelnemers - hoeveel risico het wil en kan nemen. De interne toezichthouders weten dat uiteraard ook. Tot zover gaat alles goed.
Alleen vereist de Wtp wel iets meer van alle betrokkenen. Voor intern toezicht is er straks één belangrijke vraag: heeft het fonds in beeld waar het goed in is? Die vraag wordt volgens Alfred sowieso te weinig - zeg maar gerust nauwelijks - gesteld. Heb je met elkaar doordacht waar je goed in bent? Is je beleggingsfilosofie helemaal doordacht, en hoe pakt dat uit? Dus echt een stap verder zetten. Nadenken over de hele beleggingsketen - inclusief externe partijen - en je filosofie. Hoe voegt de beleggingsketen waarde toe? Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat er andere mensen - misschien zelfs een ander soort mensen - in je beleggingscommissie zouden moeten plaatsnemen. Intern toezicht kan hierbij een waardevolle rol spelen.
Duurzaam beleggen
Pensioenfondsen vinden het zelf heel belangrijk: duurzaam beleggen. De ESG-normen worden steeds verder geïntegreerd, en er worden volgens Alfred interessante keuzes gemaakt. Hij ziet zelfs kansen voor pensioenfondsen om het eigen ESG-beleggingsprofiel als unique selling point in te zetten, iets waarmee je je kunt onderscheiden van andere fondsen. Bij het benadrukken van dat eigen profiel in het beleggingsbeleid is een schone taak weggelegd voor intern toezicht, denkt Alfred.
Wel opletten voor wat hij enigszins spottend intern greenwashing noemt: denken dat je heel goed bezig bent, terwijl je geen idee hebt van de werkelijke maatschappelijke impact van je duurzame keuzes. Oftewel: zetten je goede intenties wel zoden aan de dijk? Daar moeten pensioenfondsen op blijven screenen. Meerdere fondsen hebben goede impactdoelstellingen. Mogelijk moet de verhouding rendement/risico van de portefeuille worden aangepast. Ook hier kan intern toezicht een essentiële rol bij spelen.
Vervolgens wijst Alfred ons erop dat duurzaam beleggen nog altijd een nieuwe categorie is, die nog geen volle cycle van pieken en dalen heeft doorgemaakt. De kennis hiervan is dus relatief beperkt, en dat kan nog best spannend worden. Nog een aanvullende opmerking: door vertrekkende bestuursleden kan het draagvlak voor duurzaamheid binnen het bestuur direct veranderen.
Risicohouding
Pensioenfondsen en beleggers hebben veel geleerd vanuit de DC-wereld. Nu krijgen (bijna) alle fondsen te maken met die wereld. Sommige mensen worden zenuwachtig als de beurs ineens flink daalt, niet alleen deelnemers. We hebben onlangs nog zo’n sterke koersval meegemaakt.
Hoe deelnemers en bestuur tegen risico aankijken gaat straks veel meer leven. Dat heeft ongetwijfeld gevolgen voor de manier waarop een fonds met zijn deelnemers communiceert. We weten allemaal dat je bij beleggen de lange termijn in het oog moet houden. Daar staat tegenover dat pensioenfondsen veel meer op korte termijn met hun deelnemers moeten gaan communiceren. Zeker over de beleggingen. Houd deelnemers bij de les. Maar het bestuur ook. Want ook bestuurders kunnen zenuwachtig worden als er in korte tijd veel geld wordt verloren. Loss aversion is menselijk gedrag.
De risicohouding van deelnemers is - of wordt - onderzocht via een risicopreferentieonderzoek. Daarbij kun je je afvragen of iedereen de vragen wel goed heeft begrepen. En de respons kan te laag zijn om iets over de totale populatie te kunnen zeggen. Ook hier is beter en vaker met deelnemers communiceren essentieel voor het voeren van een juist risicobeleid.
Groepsdruk
Op papier baseert iedereen zijn keuzes op eigen overwegingen. Wat iemand anders zegt of doet speelt geen rol. De werkelijkheid is anders: iedereen is in min of meerdere mate bevattelijk voor groepsdruk; het is menselijk gedrag.
De vraag is: hoe zorg je ervoor dat groepsdruk niet tot verkeerde keuzes leidt, of zelfs een ongewenste uitkomst? Durven we nog wel afwijkende keuzes te maken? Die mogelijke angst voor afwijkende keuzes staat haaks op de vraag waar je goed in bent, die Alfred eerder poneerde. Want dat betekent juist dat je je moet onderscheiden van andere fondsen. Niet alle fondsen zijn overal even goed in; beleggen is daar een mooi voorbeeld van.
Hoe krijg je bestuurlijk draagvlak voor afwijkende keuzes? Wat is je verhaal? Dat worden belangrijke vragen. Past vermogensbeheerder X wel bij ons, of kiezen we die omdat anders fondsen dat ook doen? Ook bij het beantwoorden van dit soort vragen ziet Alfred een mooie rol voor intern toezicht.
Modellen versus werkelijkheid
De pensioensector is getraind in het werken met - en interpreteren van - modellen. Maar modellen zijn niet de werkelijkheid. Die twee moet je niet met elkaar verwarren. Doen we dat dan? Ja!
Er kunnen altijd dingen gebeuren die niet in een model zijn gevat, maar wel invloed hebben op je beleggingen. Zie wat er onlangs gebeurde nadat Donald Trump zijn tariefplannen doorvoerde. Dat is een goed voorbeeld van een werkelijkheid buiten het model, waar we op voorbereid moeten zijn. Uitdaging: er wordt te veel in modellen gedacht, waardoor de ruimte om over de werkelijke wereld na te denken vaak beperkt is. Bepaal samen met het bestuur welke modellen je goed kunt gebruiken. En neem afscheid van modellen die je niet gaan helpen.
Bestuurlijke dynamiek
De manier van beleggen gaat veranderen, en daarmee ook de organisatie van een pensioenfonds. Alfred noemde al het aanpassen van bijvoorbeeld een beleggingscommissie. Maar andere beleggingskeuzes hebben mogelijk ook gevolgen voor het profiel van (toekomstige) bestuursleden; dat gaat zeker veranderen. Logisch, want niets is zo moeilijk als nieuw gedrag ontwikkelen met een bestaand team. Er zullen dus verschuivingen nodig zijn binnen het bestuur. Los van de ‘natuurlijke’ verschuivingen door het aflopen van termijnen.
We zijn er nog niet!
Na de transitie naar de Wtp is een pensioenfonds nog zeker niet klaar. Het bestuur moet zich nu al voorbereiden op wat de transitie voor het fonds gaat betekenen. Dat geldt natuurlijk ook voor het intern toezicht. Hoe scherp is dat nu al op het netvlies?
Het blijft druk, maar er komt volgens Alfred wel een leuke periode aan. De financiële sector verandert en past zich goed aan. Pensioenfondsen moeten hierin meegaan. Aan dynamiek voorlopig geen gebrek. De transitie betekent ook meer betrokkenheid van deelnemers. Dat gaat veel verder dan we nu misschien denken. Deelnemers gaan zich meer bemoeien met de beleggingen, en misschien ook wel met het stembeleid op aandeelhoudersvergaderingen. Alfred vermoedt dat vooral bestuurders hier moeite mee zullen hebben.
Alfred is vooral enthousiast: het wordt een heel nieuw spel, hartstikke leuk! Interne toezichthouders moeten een nieuwe mindset vragen van bestuurders, maar zelf ook de knop omzetten. Tot nu toe was intern toezicht vooral procedureel, over ALM-studies en de abtn. Totaal niet boeiend, aldus Alfred. Ook bij intern toezicht zijn andere mensen nodig. Het roer moet om!
VITP bestuur
Den Haag, mei 2025